Een volkomen toevallige waarneming bezorgde Christiaan Eijkman een Nobelprijs. Eind negentiende eeuw was hij naar Nederlands-Indië gegaan om de oorzaak van de ziekte beriberi te ontdekken, aan de hand van experimenten met kippen die aan een soortgelijke ziekte leden. Toen de kok ze een paar weken lang ongepelde in plaats van witte rijst te eten had gegeven - hij vond gekookte militaire rijst te goed voor civiele kippen -, werden ze weer beter. Eijkman zag in dat het zilvervliesje een stof moest bevatten die kippen nodig hadden. Dat je echter ziek kon worden door een gebrék aan iets, aan wat we tegenwoordig vitamines noemen - daar was de briljante geest van Gerrit Grijns voor nodig, Eijkmans assistent en opvolger. Hij was in 1901 de eerste ter wereld die aantoonde dat onze voeding méér moet bevatten dan vetten, koolhydraten, eiwitten en mineralen. Toch werd Eijkman wereldberoemd en kent zelfs in Nederland niemand Gerrit Grijns, de eigenlijke vader van de vitamines. De vitaminepioniers beschrijft dit bijzondere wetenschapshistorische verhaal, met botsende karakters, tegenstrijdige experimenten, felle discussies en flink wat rumoer.
The 1879-1898 beriberi controversy between the later Nobel prize laureate Christiaan Eijkman and his opponent, quarrel monger Evart van Dieren is a little known but highly amusing footnote to the history of the discovery of Vitamin-B. This paper examines the dynamics in this controversy with the aid of published as well as unpublished documents. The emphasis in this paper is on the attempts from within the medical field to exclude outsider Van Dieren. The fact that this attempt was unsuccessful may be counted as success for Van Dieren who was otherwise a complete failure. In the conclusion of this paper, this success is explained in term of two illusions: that of the perfect and of the ideal community.
The history of scientific research undertaken by Europeans in regions where they were the colonizing powers has been a popular and well researched topic for two decades now. A growing number of studies, with some preponderance of botany and medicine, have appeared on colonial and protocolonial science in the Americas and in Asia, and it seems likely that this is more than just a fad. However, scientific research by Europeans on and in the Indonesian archipelago does not figure prominently in this literature. Very few scholars working on Indonesia – with Lewis Pyenson (1989, 1998) as the main exception – have specialized in this potentially rewarding field. In order to give an impression of topics that could profitably be addressed, this article presents an overview, in very broad outline, of European – and particularly Dutch – scientific research on Indonesia during the last four centuries, with emphasis on the periods of the Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC, Dutch East India Company) and the Dutch colonial state.
'De besmettingsleer zit in de lift. Ik denk dat ons vakgebied een revolutie tegemoet gaat. Van een aantal ziektes beginnen we de laatste jaren te ontdekken dat hun oorzaak een infectie is. Maagzweren, hartinfarcten, baarmoederhalskanker, atherosclerose... bacterieën of virussen zouden er een rol in kunnen spelen'
Mogen academische onderzoekers de industrie dienen? Die onverminderd actuele vraag werd aan het begin van de twintigste eeuw relevant. Het beeld van de universiteit als ivoren toren stamt van eind negentiende eeuw. Maar lang bleek het ideaal van 'zuivere' wetenschap, los van enig maatschappelijk nut, niet houdbaar. Wetenschappers voelden in toenemende mate de drang onderzoek te doen dat aansloot bij behoeftes uit de samenleving – niet in de laatste plaats door de opkomende industrie. Pim Huijnen schetst deze ontwikkeling aan de hand van het voedingsonderzoek. Dat werd vanaf begin twintigste eeuw gedomineerd door de ontdekking van de vitamines. De belofte die daarvan uitging, zorgde in de jaren twintig en dertig voor een groeiende verstrengeling tussen academische onderzoekers, de industrie en de overheid. Centraal in dit boek staan de niet geringe gevolgen daarvan voor de universitaire wetenschap.